Stad in de regen

Nee, steden schuilen niet wanneer het regent  -

        het zijn geen mensen,                                     

      Joseph Brodsky,  Rotterdams dagboek.

Op deze vroege morgen

zie ik door de regen en de dichte mist 

alleen nog maar de vage omtrek

van de oude hefbrug

van de stad zelf is niet veel meer te zien

alleen maar het vermoeden van een bestaan

ergens ver weg in zwijgend heelal

op een koude planeet

meer niet 

niemand ziet dat 

niemand valt dat op 

achter ons ligt een vage herinnering

en voor ons ligt een toekomst

die we niet kunnen bevatten

ons geheugen is gewoon te kort voor het geluk

er wordt niet gewacht

er wordt niet getreurd

hier regeert een wet 

zwaarder dan de zwaartekracht

de aarde sluit zich weer

zoals de aarde zich altijd weer sluit

maar als bij graafwerkzaamheden

resten van de oude stad worden gevonden

dan wordt het werk stilgelegd

en blijven mensen staan

en kijken eerbiedig toe

naar wat beneden

diep in de bouwput wordt blootgelegd

alsof er een ongeschreven wet bestaat die zegt

dat wanneer de resten

van een oude beschaving worden gevonden

in stilte toegekeken moet worden 

dit is de stad

die alleen maar aanwezig kan zijn

in zijn afwezigheid

 dit is de stad

 die de mist kan verdragen

 als zijn natuurlijke bondgenoot

naar deze stad zal ik iedere dag terugkeren.

Stad in de regen

waar de natte straten

in het donker

een zekere glans verspreiden

met ingehouden adem

en zachte stem

verlichten ze de nacht

zodat het licht

ons niet zal verblinden

alsof de stad niet wil bestaan

niet voor zichzelf

en niet voor anderen

maar onzichtbaar wil zijn in de regen

alles is een schaduw geworden

een voorbereiding

op wat gaat komen

want alleen in regen en mist

wordt de waarheid onthuld

de waarheid

komt hier aan het licht

omdat er niemand is 

die er kennis van zal nemen

de schepen slapen in de haven

en laten zich wiegen

door het donkere water

hun bewegingen

zijn zo natuurlijk

omdat ze weten

dat er niemand is     

die hun dans zal zien

er is geen toeschouwer

die de vrijheid

van hun eenzaamheid

zal komen verstoren

donkere havens

zwijgende schepen

laat me de gedachte 

dat ik ieder moment kan wegsluipen

om me te omringen

met wat me lief is

en altijd in gevaar is.

Ik ken de vroege morgen

als de vroege morgen van de stad

als geluiden die langzaam oprijzen

en samen tot een groot ruisen worden

ik ken de dag

als de dag van de stad

als de stad

die aarzelend ontwaakt

in het bleke licht

ik ken de overgang

van nacht naar dag

als de kleur van de zee

als het grijs van de schemering

ik ken de eerste aanblik van de dag

waar ik mensen zie

vroeg op weg 

in een stad

die nog bedekt is met mist

bruggen die als bergtoppen

boven de wolken reiken

en mist

die de loop van de rivier

met een witte deken wil bedekken    

het koude water

op een korte afstand volgt   

dit is de rand van de wereld

dit is die lange aarzeling

voordat de dag begint

waar de tijd nog niet bestaat

en waar ik mensen

langer denk te zien

dan ze er in werkelijkheid

nog zijn

ik ken de vroege morgen

die altijd naamloos is

stil en ingetogen

de vroege morgen is zwijgend 

maar ook opgewonden

als een verlangen

dat te lang verborgen is gebleven.

De stad ontwaakt

maar het is nu nog vreemd stil

misschien nog beschroomd

om de eenzaamheid

die altijd in de nacht

terug keert   

maar de boodschappers zullen komen

dat is zeker

ze zullen komen in velerlei gedaante  

als naderend onheil

dat volgens de legenden

eerst in allerlei vormen

wordt aangekondigd

voordat het zich voltrekt

of als een bevrijding

die zo lang op zich heeft laten wachten

dat het nog lang duurt 

voordat we het zullen beseffen

voordat de stad ontwaakt

is al een onzichtbaar leger op weg

langzaam zwelt het geluid aan

de vrachtwagens komen

om de voorraad voor de dag

te brengen

ze verspreiden zich

in het aderenstelsel

van de stad

als grote insecten

omgeven door hun eigen echo

of als buitenaardse wezens

die weten van een ander bestaan

hier op aarde

een onderaards leger

doet trouw zijn werk

terwijl wij nog slapen

de geur van vers gebakken brood

in de straten van onze stad  

en wij weten het niet.

De schepen in de haven

hebben het wachten

tot een hoge kunst verheven

zwijgende gestalten zijn het

die in het donker 

steeds meer op een dreiging gaan lijken

maar dat is maar schijn

ze slapen in stilte

en willen de herinnering

aan verre werelddelen bewaren

de kerken slapen in de straten

en laten zich omringen

door veel lichtere gebouwen

worden ze soms verdrongen

en is het een dodelijke omarming

of worden ze juist behoed

voor een groter gevaar  

stad in de regen

belijder van een geloof

dat niemand aanklaagt

dat niets verklaart

voor een dag

zijn we ontslagen van de plicht

om te voldoen

aan de verwachtingen

van anderen

voor een dag

worden we beschermd

door een hemel

die iedere uitdrukking

lijkt te weren

voor een dag

mogen we zijn

wie we ten diepste zijn

grijze luchten

donkere wolken

jullie zijn niet geliefd

maar blijf mijn vrienden

jullie beschermen

tegen wat te groot is

en niet zal blijven.

We denken

dat de mensen zijn gevlucht

voor een gevaar

dat wij niet kennen

we denken dat de straten zijn verlaten

omdat er een bericht is gekomen 

dat wij niet hebben gehoord

maar iedere stad in de regen

lijkt op een badplaats in de wintertijd

als het seizoen voorbij is

als de strandtenten zijn gesloten

de mensen zijn gegaan

de straten verlaten

en altijd is er wel een man

die gebogen tegen de wind

over zee uitkijkt

en naar een wereld zoekt

die daar achter de golven

moet zijn verborgen

en iedere keer

dat hij naar zee komt

ziet hij een ander landschap

ziet hij een ander gezicht

en altijd is er wel een man

die over de verlaten boulevards

en de lege pleinen loopt

en de geluiden hoort

van een stille stad

en soms blijft hij staan

en dan lijkt het alsof hij luistert

dan is het alsof hij de woorden hoort

van een verlaten badplaats

in de wintertijd

als het seizoen voorbij is

als de mensen zijn gegaan

wat dachten dat we het leven kenden

maar we kenden het niet

we dachten dat een mens hebben gekend

maar we kenden hem niet

het is nooit voorbij

het is nooit voorgoed voorbij.

Stad in de regen

dit novemberland is dichtgeslagen

door een zware regen

op weg

naar nog meer donkere dagen

komen oude dromen boven

die elkaar opvolgen

in een eindeloze rij

wij die zonder illusies leven

wij die buiten de tijd leven

hebben we wel een antwoord

op de verwachting

waarmee het leven begint

op de belofte

die nooit wordt ingelost

de ondergrond

die we maar half kennen

de grenzeloze trouw

van een man    

die een schuilplaats zoekt

voor de regen

een onderkomen

voor de nacht 

op doortocht  

door de mist

die het zicht ontneemt

op de volgende dag

de lucht boven de stad

de weg naar het licht

als ik de deur

van het koffiehuis open doe

komt een muur van geluid

me tegemoet

stemmen

die niet voor mij

bestemd zijn

en luider klinken 

dan hier nodig is

en die ik toch niet

kan verstaan

maar die wel de indruk geven

dat iets nog van belang moet zijn.

Ik zal hier terugkomen

voordat een nieuwe ijstijd

de stad

met een onzichtbare laag aarde

zal bedekken

en de sporen uitwist

van een geschil

dat nog niet tot een einde was gebracht 

maar voortijdig werd begraven

door het zwijgen van een generatie

die geleerd heeft

om zich in het onvermijdelijke

te schikken

die alleen met tegenzin

zal toegeven

dat zij gedoemd is 

om in een niemandsland te leven

waar verleden en toekomst

niet met name worden genoemd

of alleen maar worden aangeduid

met woorden

die maar half worden uitgesproken

voordat ze weer worden opgenomen

in de stroom van de stad

die altijd op de achtergrond

aanwezig blijft 

die hoge tonen dempt

en lage tonen laat verdwijnen

wat de geschiedenis heeft geleerd

dat wordt niet doorverteld

maar doorgegeven

als was het een geheime leer

waarover men niet spreekt

maar die zich toch

op een dag zal laten gelden

en dan blijkt

dat zij met harde hand regeert

want aan het einde van de dag

telt alleen het verlies

dat niemand met je deelt

we mogen niet vergeten

stond op een muur geschreven.

Ik zal hier terugkomen

zolang de wonden van de stad

nog zichtbaar zijn

in stukken verloren land

tussen spoorrails

in muren die de lijnen

van een vroege ouderdom dragen

en in huizen die een zekere dood

tegemoet gaan

terwijl ze lijdzaam toekijken

even opschrikken

van het scherpe geluid

van ijzer op ijzer

als in de verte een tram

de hoek om gaat

een wreed ontwaken

voor wie al afscheid namen

hun wezen is het wachten zelf

en niet de hoop op een bevrijding

als ik bij oude spoorrails kom 

wacht ik even

en kijk naar beide kanten

ze zijn helemaal met mos begroeid 

verderop staat hoog het onkruid

niet meer is te zien 

waar het spoor naartoe gaat  

maar in verlaten spoorwegen

herkennen wereldsteden elkaar

als blauwe aderen

op een verweerde hand

zo liggen ze te wachten

op geheime plaatsen

aan de randen van de stad

ze houden de gedachte levend

dat wat overbodig lijkt

toch voortleeft

als laatste weg naar het verleden.

als ik hier morgen kom

dan zal ik toch weer goed kijken

hier reden goederentreinen

dit was het havengebied.

Stad in de regen

waar de mensen

gebogen tegen de wind

op weg zijn naar huis

de donkere lucht

maakt ze kleiner

want zo is het toch altijd geweest

in de verte

en onder een dreigende lucht

lijken mensen

altijd klein en kwetsbaar

alsof het einde

nu al zijn schaduw vooruit werpt

wie zal ze beschermen

als de nacht komt

en een donkere schaduw

over de stad wordt gelegd

wie zal een koele hand

op hun voorhoofd leggen

als de hitte van de nacht

de koorts doet oplopen

en de indrukken van de dag

tot een angstig visioen worden 

wie zal het voor hen opnemen

als een machthebber 

de inwoners als kleine gestalten gaat zien

die niet meer van elkaar zijn te onderscheiden

en geen eigen gezicht meer hebben

maar als mensen

die verdwijnen in metrostations

en in beslag worden genomen

door de noodzaak om te overleven

mensen die schuilen

in de schaduwen

van de hoge gebouwen

en verdwijnen

onder bruggen en viaducten

mensen die strak voor zich uit kijken

en onbereikbaar lijken

alleen in een veilig verleden willen leven

dit is het stadium dat samenlevingen

eens zullen bereiken

wanneer het eerste elan is verdwenen

en de opwinding

langzaam minder is geworden. 

Alles ademt een serene rust

en is tot stilstand gekomen

maar dan is het land in gevaar

onbeschermd

en overgeleverd

aan een onwetendheid  

die de gedachte aan gevaar niet toestaat

dan heerst er een stilte

die lijkt op de nachtelijke stilte van de stad

alleen een auto

die de nacht nog vult met geluid

en misschien wel ongewild

alle aandacht voor zich opeist

aan het scherpe licht

van de koplampen

is niet te ontkomen

magneten die alles naar zich toe trekken

als dieren gevangen in het licht van de jager

opgejaagd door het geluid

van een wegrijdende auto

het laatste bewijs

van een menselijke aanwezigheid

in een slapende stad

soms moeten we ze namen geven

soms moeten ze beschrijven

in steeds weer andere bewoordingen

soms moeten we ze tot leven wekken

door ze voorzichtig aan te raken

de nacht valt over een stad en een straat

die een straat in iedere stad zou kunnen zijn

soms gaat iemand

de shoarmabar binnen

en knippert dan met zijn ogen

tegen het felle licht

een radio staat zacht aan

het nieuws wordt gelezen

ieder heel uur

bij de Zuidpool is een schip vergaan

geleerden hebben een verklaring gevonden

voor het ontstaan van het heelal

de voetbal uitslagen worden gelaten aangehoord

en dan gaan ze weer verder

er is nog veel te doen

veel meer dan ik hier kan beschrijven.

Belangrijke inzichten komen in stilte

geluidloos als een windstille dag

eigenlijk merken we niet

dat de bekende patronen zijn doorbroken

we weten nog niet

dat ons bewustzijn is uitgebreid

en dat de toekomst voortaan

in een andere richting wordt geleid

we denken dat het altijd zo is geweest

dat niets is veranderd

dat alles hetzelfde is gebleven.

zou deze afstand ook nodig zijn 

voor de vragen

die de grote denkers zich stellen

en zou deze afstand ook de reden zijn

dat een vorm van eenzaamheid

ze altijd omgeeft

dat het alleen zijn

een deel

van hun leven is geworden

een vorm van stilte

die lijkt op de stilte

die iedere avond

van de rivier opstijgt

en de stad bedekt

zwijgend

als de man die vertrok

zonder groet

zonder afscheid

alleen wie hem goed hebben gekend 

hadden de kleine tekenen gezien

die erop wezen

dat hij niet meer terug zou keren

hij zou gaan

zoals hij ook is gekomen

ongemerkt

in de nacht

zonder om te zien

een afscheid

uit liefde.

Ik ken de nacht alleen maar

als de nacht van de stad

als de schaduw van de eeuwige beweging

waarvan we het bestaan

alleen maar kunnen vermoeden

en niet meer achterhalen

ik ken de nacht

alleen maar als een herinnering

een herinnering

die niet meer door het zonlicht

wordt gedempt

en die als herinnering

zal blijven voortleven

de nacht is ook een terugkeer

een terugkeer naar de open ruimte

naar de schuilplaats

waar gewacht mag worden

het neonlicht van de stad

is de laatste stem van de nacht

het geluid van het verkeer

op het natte asfalt

is de laatste muziek van de nacht

daar zijn de mannen

die straks

weer even geruisloos zullen verdwijnen

als ze zijn gekomen

dan worden ze weer opgenomen

door de nacht

door de stad 

de man die zoveel zachter zingt

dan we ooit konden vermoeden

het lijkt wel

alsof hij alleen maar voor zichzelf zingt

en denkt

dat niemand hem kan horen

en de man met de mondharmonica

klanken die het alleen zijn bezweren

langzaam komen ze dichterbij

de stappen van het heelal

zo wordt een dag ten einde gebracht.

Zou het waar zijn

wat wel  

in stilte wordt beweerd 

dat als we eindeloos

over de donkere stad

blijven uitkijken

dat we dan

onze kinderangsten

blijven herhalen

dat we dan blijven hopen

op een moment

dat onverwacht zal komen

een vervulling

een verklaring

ook al weten we

dat geen recht zal worden gedaan

aan ons bestaan

dat het leven voorbij zal gaan

zonder dat het wordt opgetekend

dat we alleen

ergens op die lange weg

even mogen blijven staan

om over de stad uit te kijken

niemand zegt iets

niemand vraagt iets

voor een moment

hoeven we ons niet

niet te rechtvaardigen

voor een moment

zijn we vrij in ons denken

niemand

bepaalt ons bestaan.

Er is een uur in de nacht

vlak voor de vroege morgen komt

dat aan niemand toebehoort

ook niet aan de nacht

alles is dan tot stilstand gekomen

niets bestaat dan meer

omdat er niemand is

die er kennis van zal nemen

ook de tijd is dan 

in dit niemandsland verdwenen

om hier nooit meer terug te keren

laten we van de vroege morgen leren

dat we hier vandaan komen

van deze stilte

van deze eenzaamheid

laten we van de vroege morgen leren

en dat we hier altijd naar zullen terugkeren

naar deze stilte

naar deze eenzaamheid

de ware gemeenschap

kent deze stilte

kent deze eenzaamheid

weet waar zij vandaan komt

weet waar zij naar zal terugkeren

en langzaam

wordt de stad herbouwd

langzaam wordt de stad

voor de tweede keer opgebouwd

en deze keer bestaat de stad

alleen maar uit betekenissen

en herinneringen

naar deze stad

zal ik altijd terugkeren.       

De nacht van de stad

is als de boot

die nu nog in de donkere haven ligt

en straks vertrekt op het voorgeschreven uur

op niemand wacht

woorden

die nooit worden uitgesproken

en in het heelal verdwijnen

geheimen

die niemand vertrouwt 

en zwijgend

op een afstand worden gehouden

maar aan het einde zal blijken

dat dit de weg was

een andere was er niet

dezelfde dagen

die samen een heel leven vormen

en een moment in de tijd

dat nooit meer wordt herhaald

het was meer dan ik had verwacht

laat dit dan het laatste zijn

dat ik zal zien

een stad aan de rivier

die vroeg in de morgen

nog door mist en schemer

wordt bedekt

en een oude hefbrug

die als de laatste getuige

van een verloren tijdperk

toekijkt

en de stad

voor een moment

haar eenzelvigheid

lijkt te vergeven

laat dit dan het laatste zijn

dat ik zal denken

de wereld wordt steeds opnieuw gered

maar weet het niet.

                                                (Stad in de regen).          (2015).    

Nieuwe reacties

06.05 | 12:16

Wat een prachtig gedicht dat tot de verbeelding spreekt! Dank je wel voo...

23.04 | 07:04

Bedankt voor het sturen. Mooi gedicht..