Nico-Jan van Dijk gedichten
Nee, steden schuilen niet wanneer het regent -
het zijn geen mensen,
Joseph Brodsky, Rotterdams dagboek.
Op deze vroege morgen
zie ik door de regen en de dichte mist
alleen nog maar de vage omtrek
van de oude hefbrug
van de stad zelf is niet veel meer te zien
alleen maar het vermoeden van een bestaan
ergens ver weg in zwijgend heelal
op een koude planeet
meer niet
niemand ziet dat
niemand valt dat op
achter ons ligt een vage herinnering
en voor ons ligt een toekomst
die we niet kunnen bevatten
ons geheugen is gewoon te kort voor het geluk
er wordt niet gewacht
er wordt niet getreurd
hier regeert een wet
zwaarder dan de zwaartekracht
de aarde sluit zich weer
zoals de aarde zich altijd weer sluit
maar als bij graafwerkzaamheden
resten van de oude stad worden gevonden
dan wordt het werk stilgelegd
en blijven mensen staan
en kijken eerbiedig toe
naar wat beneden
diep in de bouwput wordt blootgelegd
alsof er een ongeschreven wet bestaat die zegt
dat wanneer de resten
van een oude beschaving worden gevonden
in stilte toegekeken moet worden
dit is de stad
die alleen maar aanwezig kan zijn
in zijn afwezigheid
dit is de stad
die de mist kan verdragen
als zijn natuurlijke bondgenoot
naar deze stad zal ik iedere dag terugkeren.
Stad in de regen
waar de natte straten
in het donker
een zekere glans verspreiden
met ingehouden adem
en zachte stem
verlichten ze de nacht
zodat het licht
ons niet zal verblinden
alsof de stad niet wil bestaan
niet voor zichzelf
en niet voor anderen
maar onzichtbaar wil zijn in de regen
alles is een schaduw geworden
een voorbereiding
op wat gaat komen
want alleen in regen en mist
wordt de waarheid onthuld
de waarheid
komt hier aan het licht
omdat er niemand is
die er kennis van zal nemen
de schepen slapen in de haven
en laten zich wiegen
door het donkere water
hun bewegingen
zijn zo natuurlijk
omdat ze weten
dat er niemand is
die hun dans zal zien
er is geen toeschouwer
die de vrijheid
van hun eenzaamheid
zal komen verstoren
donkere havens
zwijgende schepen
laat me de gedachte
dat ik ieder moment kan wegsluipen
om me te omringen
met wat me lief is
en altijd in gevaar is.
Ik ken de vroege morgen
als de vroege morgen van de stad
als geluiden die langzaam oprijzen
en samen tot een groot ruisen worden
ik ken de dag
als de dag van de stad
als de stad
die aarzelend ontwaakt
in het bleke licht
ik ken de overgang
van nacht naar dag
als de kleur van de zee
als het grijs van de schemering
ik ken de eerste aanblik van de dag
waar ik mensen zie
vroeg op weg
in een stad
die nog bedekt is met mist
bruggen die als bergtoppen
boven de wolken reiken
en mist
die de loop van de rivier
met een witte deken wil bedekken
het koude water
op een korte afstand volgt
dit is de rand van de wereld
dit is die lange aarzeling
voordat de dag begint
waar de tijd nog niet bestaat
en waar ik mensen
langer denk te zien
dan ze er in werkelijkheid
nog zijn
ik ken de vroege morgen
die altijd naamloos is
stil en ingetogen
de vroege morgen is zwijgend
maar ook opgewonden
als een verlangen
dat te lang verborgen is gebleven.
De stad ontwaakt
maar het is nu nog vreemd stil
misschien nog beschroomd
om de eenzaamheid
die altijd in de nacht
terug keert
maar de boodschappers zullen komen
dat is zeker
ze zullen komen in velerlei gedaante
als naderend onheil
dat volgens de legenden
eerst in allerlei vormen
wordt aangekondigd
voordat het zich voltrekt
of als een bevrijding
die zo lang op zich heeft laten wachten
dat het nog lang duurt
voordat we het zullen beseffen
voordat de stad ontwaakt
is al een onzichtbaar leger op weg
langzaam zwelt het geluid aan
de vrachtwagens komen
om de voorraad voor de dag
te brengen
ze verspreiden zich
in het aderenstelsel
van de stad
als grote insecten
omgeven door hun eigen echo
of als buitenaardse wezens
die weten van een ander bestaan
hier op aarde
een onderaards leger
doet trouw zijn werk
terwijl wij nog slapen
de geur van vers gebakken brood
in de straten van onze stad
en wij weten het niet.
De schepen in de haven
hebben het wachten
tot een hoge kunst verheven
zwijgende gestalten zijn het
die in het donker
steeds meer op een dreiging gaan lijken
maar dat is maar schijn
ze slapen in stilte
en willen de herinnering
aan verre werelddelen bewaren
de kerken slapen in de straten
en laten zich omringen
door veel lichtere gebouwen
worden ze soms verdrongen
en is het een dodelijke omarming
of worden ze juist behoed
voor een groter gevaar
stad in de regen
belijder van een geloof
dat niemand aanklaagt
dat niets verklaart
voor een dag
zijn we ontslagen van de plicht
om te voldoen
aan de verwachtingen
van anderen
voor een dag
worden we beschermd
door een hemel
die iedere uitdrukking
lijkt te weren
voor een dag
mogen we zijn
wie we ten diepste zijn
grijze luchten
donkere wolken
jullie zijn niet geliefd
maar blijf mijn vrienden
jullie beschermen
tegen wat te groot is
en niet zal blijven.
We denken
dat de mensen zijn gevlucht
voor een gevaar
dat wij niet kennen
we denken dat de straten zijn verlaten
omdat er een bericht is gekomen
dat wij niet hebben gehoord
maar iedere stad in de regen
lijkt op een badplaats in de wintertijd
als het seizoen voorbij is
als de strandtenten zijn gesloten
de mensen zijn gegaan
de straten verlaten
en altijd is er wel een man
die gebogen tegen de wind
over zee uitkijkt
en naar een wereld zoekt
die daar achter de golven
moet zijn verborgen
en iedere keer
dat hij naar zee komt
ziet hij een ander landschap
ziet hij een ander gezicht
en altijd is er wel een man
die over de verlaten boulevards
en de lege pleinen loopt
en de geluiden hoort
van een stille stad
en soms blijft hij staan
en dan lijkt het alsof hij luistert
dan is het alsof hij de woorden hoort
van een verlaten badplaats
in de wintertijd
als het seizoen voorbij is
als de mensen zijn gegaan
wat dachten dat we het leven kenden
maar we kenden het niet
we dachten dat een mens hebben gekend
maar we kenden hem niet
het is nooit voorbij
het is nooit voorgoed voorbij.
Stad in de regen
dit novemberland is dichtgeslagen
door een zware regen
op weg
naar nog meer donkere dagen
komen oude dromen boven
die elkaar opvolgen
in een eindeloze rij
wij die zonder illusies leven
wij die buiten de tijd leven
hebben we wel een antwoord
op de verwachting
waarmee het leven begint
op de belofte
die nooit wordt ingelost
de ondergrond
die we maar half kennen
de grenzeloze trouw
van een man
die een schuilplaats zoekt
voor de regen
een onderkomen
voor de nacht
op doortocht
door de mist
die het zicht ontneemt
op de volgende dag
de lucht boven de stad
de weg naar het licht
als ik de deur
van het koffiehuis open doe
komt een muur van geluid
me tegemoet
stemmen
die niet voor mij
bestemd zijn
en luider klinken
dan hier nodig is
en die ik toch niet
kan verstaan
maar die wel de indruk geven
dat iets nog van belang moet zijn.
Ik zal hier terugkomen
voordat een nieuwe ijstijd
de stad
met een onzichtbare laag aarde
zal bedekken
en de sporen uitwist
van een geschil
dat nog niet tot een einde was gebracht
maar voortijdig werd begraven
door het zwijgen van een generatie
die geleerd heeft
om zich in het onvermijdelijke
te schikken
die alleen met tegenzin
zal toegeven
dat zij gedoemd is
om in een niemandsland te leven
waar verleden en toekomst
niet met name worden genoemd
of alleen maar worden aangeduid
met woorden
die maar half worden uitgesproken
voordat ze weer worden opgenomen
in de stroom van de stad
die altijd op de achtergrond
aanwezig blijft
die hoge tonen dempt
en lage tonen laat verdwijnen
wat de geschiedenis heeft geleerd
dat wordt niet doorverteld
maar doorgegeven
als was het een geheime leer
waarover men niet spreekt
maar die zich toch
op een dag zal laten gelden
en dan blijkt
dat zij met harde hand regeert
want aan het einde van de dag
telt alleen het verlies
dat niemand met je deelt
we mogen niet vergeten
stond op een muur geschreven.
Ik zal hier terugkomen
zolang de wonden van de stad
nog zichtbaar zijn
in stukken verloren land
tussen spoorrails
in muren die de lijnen
van een vroege ouderdom dragen
en in huizen die een zekere dood
tegemoet gaan
terwijl ze lijdzaam toekijken
even opschrikken
van het scherpe geluid
van ijzer op ijzer
als in de verte een tram
de hoek om gaat
een wreed ontwaken
voor wie al afscheid namen
hun wezen is het wachten zelf
en niet de hoop op een bevrijding
als ik bij oude spoorrails kom
wacht ik even
en kijk naar beide kanten
ze zijn helemaal met mos begroeid
verderop staat hoog het onkruid
niet meer is te zien
waar het spoor naartoe gaat
maar in verlaten spoorwegen
herkennen wereldsteden elkaar
als blauwe aderen
op een verweerde hand
zo liggen ze te wachten
op geheime plaatsen
aan de randen van de stad
ze houden de gedachte levend
dat wat overbodig lijkt
toch voortleeft
als laatste weg naar het verleden.
als ik hier morgen kom
dan zal ik toch weer goed kijken
hier reden goederentreinen
dit was het havengebied.
Stad in de regen
waar de mensen
gebogen tegen de wind
op weg zijn naar huis
de donkere lucht
maakt ze kleiner
want zo is het toch altijd geweest
in de verte
en onder een dreigende lucht
lijken mensen
altijd klein en kwetsbaar
alsof het einde
nu al zijn schaduw vooruit werpt
wie zal ze beschermen
als de nacht komt
en een donkere schaduw
over de stad wordt gelegd
wie zal een koele hand
op hun voorhoofd leggen
als de hitte van de nacht
de koorts doet oplopen
en de indrukken van de dag
tot een angstig visioen worden
wie zal het voor hen opnemen
als een machthebber
de inwoners als kleine gestalten gaat zien
die niet meer van elkaar zijn te onderscheiden
en geen eigen gezicht meer hebben
maar als mensen
die verdwijnen in metrostations
en in beslag worden genomen
door de noodzaak om te overleven
mensen die schuilen
in de schaduwen
van de hoge gebouwen
en verdwijnen
onder bruggen en viaducten
mensen die strak voor zich uit kijken
en onbereikbaar lijken
alleen in een veilig verleden willen leven
dit is het stadium dat samenlevingen
eens zullen bereiken
wanneer het eerste elan is verdwenen
en de opwinding
langzaam minder is geworden.
Alles ademt een serene rust
en is tot stilstand gekomen
maar dan is het land in gevaar
onbeschermd
en overgeleverd
aan een onwetendheid
die de gedachte aan gevaar niet toestaat
dan heerst er een stilte
die lijkt op de nachtelijke stilte van de stad
alleen een auto
die de nacht nog vult met geluid
en misschien wel ongewild
alle aandacht voor zich opeist
aan het scherpe licht
van de koplampen
is niet te ontkomen
magneten die alles naar zich toe trekken
als dieren gevangen in het licht van de jager
opgejaagd door het geluid
van een wegrijdende auto
het laatste bewijs
van een menselijke aanwezigheid
in een slapende stad
soms moeten we ze namen geven
soms moeten ze beschrijven
in steeds weer andere bewoordingen
soms moeten we ze tot leven wekken
door ze voorzichtig aan te raken
de nacht valt over een stad en een straat
die een straat in iedere stad zou kunnen zijn
soms gaat iemand
de shoarmabar binnen
en knippert dan met zijn ogen
tegen het felle licht
een radio staat zacht aan
het nieuws wordt gelezen
ieder heel uur
bij de Zuidpool is een schip vergaan
geleerden hebben een verklaring gevonden
voor het ontstaan van het heelal
de voetbal uitslagen worden gelaten aangehoord
en dan gaan ze weer verder
er is nog veel te doen
veel meer dan ik hier kan beschrijven.
Belangrijke inzichten komen in stilte
geluidloos als een windstille dag
eigenlijk merken we niet
dat de bekende patronen zijn doorbroken
we weten nog niet
dat ons bewustzijn is uitgebreid
en dat de toekomst voortaan
in een andere richting wordt geleid
we denken dat het altijd zo is geweest
dat niets is veranderd
dat alles hetzelfde is gebleven.
zou deze afstand ook nodig zijn
voor de vragen
die de grote denkers zich stellen
en zou deze afstand ook de reden zijn
dat een vorm van eenzaamheid
ze altijd omgeeft
dat het alleen zijn
een deel
van hun leven is geworden
een vorm van stilte
die lijkt op de stilte
die iedere avond
van de rivier opstijgt
en de stad bedekt
zwijgend
als de man die vertrok
zonder groet
zonder afscheid
alleen wie hem goed hebben gekend
hadden de kleine tekenen gezien
die erop wezen
dat hij niet meer terug zou keren
hij zou gaan
zoals hij ook is gekomen
ongemerkt
in de nacht
zonder om te zien
een afscheid
uit liefde.
Ik ken de nacht alleen maar
als de nacht van de stad
als de schaduw van de eeuwige beweging
waarvan we het bestaan
alleen maar kunnen vermoeden
en niet meer achterhalen
ik ken de nacht
alleen maar als een herinnering
een herinnering
die niet meer door het zonlicht
wordt gedempt
en die als herinnering
zal blijven voortleven
de nacht is ook een terugkeer
een terugkeer naar de open ruimte
naar de schuilplaats
waar gewacht mag worden
het neonlicht van de stad
is de laatste stem van de nacht
het geluid van het verkeer
op het natte asfalt
is de laatste muziek van de nacht
daar zijn de mannen
die straks
weer even geruisloos zullen verdwijnen
als ze zijn gekomen
dan worden ze weer opgenomen
door de nacht
door de stad
de man die zoveel zachter zingt
dan we ooit konden vermoeden
het lijkt wel
alsof hij alleen maar voor zichzelf zingt
en denkt
dat niemand hem kan horen
en de man met de mondharmonica
klanken die het alleen zijn bezweren
langzaam komen ze dichterbij
de stappen van het heelal
zo wordt een dag ten einde gebracht.
Zou het waar zijn
wat wel
in stilte wordt beweerd
dat als we eindeloos
over de donkere stad
blijven uitkijken
dat we dan
onze kinderangsten
blijven herhalen
dat we dan blijven hopen
op een moment
dat onverwacht zal komen
een vervulling
een verklaring
ook al weten we
dat geen recht zal worden gedaan
aan ons bestaan
dat het leven voorbij zal gaan
zonder dat het wordt opgetekend
dat we alleen
ergens op die lange weg
even mogen blijven staan
om over de stad uit te kijken
niemand zegt iets
niemand vraagt iets
voor een moment
hoeven we ons niet
niet te rechtvaardigen
voor een moment
zijn we vrij in ons denken
niemand
bepaalt ons bestaan.
Er is een uur in de nacht
vlak voor de vroege morgen komt
dat aan niemand toebehoort
ook niet aan de nacht
alles is dan tot stilstand gekomen
niets bestaat dan meer
omdat er niemand is
die er kennis van zal nemen
ook de tijd is dan
in dit niemandsland verdwenen
om hier nooit meer terug te keren
laten we van de vroege morgen leren
dat we hier vandaan komen
van deze stilte
van deze eenzaamheid
laten we van de vroege morgen leren
en dat we hier altijd naar zullen terugkeren
naar deze stilte
naar deze eenzaamheid
de ware gemeenschap
kent deze stilte
kent deze eenzaamheid
weet waar zij vandaan komt
weet waar zij naar zal terugkeren
en langzaam
wordt de stad herbouwd
langzaam wordt de stad
voor de tweede keer opgebouwd
en deze keer bestaat de stad
alleen maar uit betekenissen
en herinneringen
naar deze stad
zal ik altijd terugkeren.
De nacht van de stad
is als de boot
die nu nog in de donkere haven ligt
en straks vertrekt op het voorgeschreven uur
op niemand wacht
woorden
die nooit worden uitgesproken
en in het heelal verdwijnen
geheimen
die niemand vertrouwt
en zwijgend
op een afstand worden gehouden
maar aan het einde zal blijken
dat dit de weg was
een andere was er niet
dezelfde dagen
die samen een heel leven vormen
en een moment in de tijd
dat nooit meer wordt herhaald
het was meer dan ik had verwacht
laat dit dan het laatste zijn
dat ik zal zien
een stad aan de rivier
die vroeg in de morgen
nog door mist en schemer
wordt bedekt
en een oude hefbrug
die als de laatste getuige
van een verloren tijdperk
toekijkt
en de stad
voor een moment
haar eenzelvigheid
lijkt te vergeven
laat dit dan het laatste zijn
dat ik zal denken
de wereld wordt steeds opnieuw gered
maar weet het niet.
(Stad in de regen). (2015).
Nieuwe reacties
06.05 | 12:16
Wat een prachtig gedicht dat tot de verbeelding spreekt! Dank je wel voo...
23.04 | 07:04
Bedankt voor het sturen. Mooi gedicht..