Nico-Jan van Dijk gedichten
Nachtcafé.
De bezoekers
van dit nachtcafé
zijn de laatste resten
van de dag
die overal in de stad
al lang is afgelopen
soms
wordt er nog wel gesproken
maar veel gaat er verloren
in de armen van de nacht
woorden
die al lang zijn vergeten
voordat iemand ze kan horen
maar in stilte
denkt iedereen hetzelfde
hierna zal er niets meer zijn
de volgende morgen
is nog oneindig ver weg.
(Nachtcafé). (2024).
(N.a.v. Nachtcafé aan het einde van de straat; Alex Rouka).
Melief Bender.
Rotterdam
was in de jaren 50
een donkere stad
een stad
waar de straatstenen
nog lang bleven glimmen
van de regen
en de tramrails
wezen in de nacht
de weg naar een verte
die je wel kon vermoeden
maar die je toch nooit kon zien
een donkere stad
alleen de lichtmasten
van het stadion
hoog boven de huizen
maakte de regen soms zichtbaar
de regen
die je in de stad niet zag
maar wel een beetje kon voelen
in Rotterdam
waren weinig punten
van herkenning
alleen iedere straathoek
werd gemarkeerd
door een café
met van die
kenmerkende gordijntjes
en de tapvergunning
naast de deur
aan de muur
en als de deur openging
dan kwam er even
het geluid
van een andere wereld
naar buiten
waar nog wel werd geleefd
maar die al gauw verstomde
in de koude vrieslucht
langzaam zijn deze cafés
uit het straatbeeld verdwenen
zo langzaam
dat je het haast niet zag
dat een wereld voorbij ging
een morsig leger
heeft zijn tenten opgebroken
en heeft in de nacht
de terugtocht aanvaard
ze hebben nooit geweten
dat iemand
waarvan je het
nooit zou verwachten
ze op een gewone
doordeweekse dag
toch nog zou gaan missen
de lichtmasten
hoog boven de huizen
zijn nog zichtbaar
en in de cafés brandt
voor wie het wil zien
tot ver na middernacht
nog licht
voor wie het wil zien
dat moet je er tegenwoordig
wel bij zeggen
want in de stad
is het s’ nachts
al lang niet meer donker.
(Melief Bender). (2024).