Jan Cremer.

 

De schilder

spaart de wereld niet

maar valt die aan

 

de schilder

spaart zichzelf ook niet

wanneer zijn leven

steeds groter wordt

en een eigen vaart

en ruimte krijgt

 

gekozen

voor een kunstenaarschap

dat zichzelf al vroeg openbaarde

en daarna kwam de rest

 

tot in de verste verten

tot in de verste uithoeken

tot in het oneindige

schuwt hij het felle licht niet


hij zag  

en het was er

hij sprak

en de wereld veranderde

voor zijn ogen

en hij ging mee

in wat met recht

een scheppend bestaan 

genoemd kan worden


wie altijd gezworven heeft

uit noodzaak of als keus

wie altijd zo gezworven heeft

en altijd zo moest leven

die is nergens op de wereld thuis

 

of is juist het tegendeel waar

en vindt hij

overal waar hij ook komt

steeds een ander huis

steeds een ander onderkomen

steeds een andere schuilplaats

omdat hij zelf

die schuilplaats is

die hem opneemt

omdat hijzelf de bron is

waaruit hij altijd drinkt

 

een tussenweg is er dan niet

met recht een zwervend bestaan 


de schilder

spaart zichzelf ook niet

wanneer hij laag na laag

op het doek aanbrengt

 

net zolang

totdat de kale muren vrijkomen

die niets verhullen

en het ware verhaal vertellen

van een onvoorstelbaar leven

 

een kunst

die zich heeft bewezen

als rotsvast water

of een zee met uitbundige kleuren

 

onverbiddelijk maar waar

een vriendschap

die zomaar op een dag begon.

 

              (Jan Cremer).        (2024).